Terug naar Portfolio >

26-05-2012 | BN De Stem (GPD)

Kapot? Gooi maar uit de auto

snelweg Waarom liggen er schoenen, kleren, geisers, wasrekken en kinderfietsen in de bermen van snelwegen? Mensen gooien het weg en Rijkswaterstaat ruimt het op. ,,In anonimiteit en massa’s zijn wij van nature gevaarlijke beesten.”
door Mayke Calis
   

Een klein pluchen hondje ligt in de berm van de snelweg bij het gras. Te zien aan zijn vlekkerig vachtje ligt hij er al een poos. Hij mist een oog en bij zijn staartje komt het pluis al naar buiten. Het verkeer op de A2 raast voorbij.

Iedereen ziet wel eens spullen langs de snelweg. Waar komen die vandaan? Een paar schoenen of nog vaker: één schoen. Kleren, dekens, fietspompen. Wie verliest er nou één schoen op de snelweg? Of dat pluchen hondje? Dat was natuurlijk een kind op de achterbank dat speelde met het raampje, tijdens een van de weinige warme dagen. Het was een oude auto waarbij de ramen niet automatisch vanaf de voorbank kunnen worden vergrendeld. Haar vader of moeder verbood het keer op keer. Niks irritanter dan zo’n raampje dat maar open en dicht, open en dicht gaat. Hondje heeft het warm. Hondje voelt de wind langs zijn vachtje. Duim in de mond, knuffel in de hand. Touwtje losgelaten. En ineens is hondje weg. Tussen de voortsuizende auto’s. Voor altijd onbereikbaar en kwijt. Zal haar vader of moeder liefdevol en troostend zijn geweest? Of juist onmachtig en boos: ‘Blijf dan ook van dat raam af!’ Leg maar eens aan een jong kind uit dat de auto niet kan stoppen en omdraaien op de snelweg.

Alle spullen die je maar kunt bedenken hebben medewerkers van Rijkswaterstaat al eens op of langs de snelweg gevonden. Wasmachines, geisers, kachels, kruiwagens; zij kijken nergens meer van op. Dagelijks rijden ze stukken snelweg op en neer, speurend naar grote spullen in de berm en gevaarlijke voorwerpen op de rijbaan. Vroeger ruimden ze ook het zwerfafval in de bermen op, papiertjes, zakjes,
flesjes en blikjes, maar die dienst is nu uitbesteed. Niet dat het daardoor schoner is. Wie erop let, ziet dat de bermen van snelwegen vol rommel liggen.

Een speelgoedhondje op de rijbaan, daar stopt Rijkswaterstaat normaal niet voor. Vandaag wel. In zijn achteruit rijdt weginspecteur Patrice Bouwman voorzichtig over de vluchtstrook. Medewerkers van Rijkswaterstaat krijgen daarvoor speciale rijlessen. Vooral vrachtwagens zijn gevaarlijk. Soms wordt een rijstrook afgesloten om rommel op te ruimen. Bij ongelukken gebeurt dat sowieso.

Op het terrein achter het pand van Rijkswaterstaat in Utrecht wordt een deel van de gevonden voorwerpen opgeslagen. In een loods ligt het chemisch afval, buiten oude kapotte verkeersborden en grote voorwerpen. Bijvoorbeeld een dak van een vouwwagen, bemost en gedeukt. Bouwman heeft hem zelf gevonden. Hij verwacht dat eigenaren bellen naar Rijkswaterstaat als ze merken iets kwijt te zijn, maar dat gebeurt zelden. Een dak van een vouwwagen. Hoe kan iemand dat nou verliezen?
Bouwman maakt zich geen illusies: ,,Die is niet verloren”, zegt hij. ,,Mensen gooien het weg als het kapot is en ze het niet meer nodig hebben.” Ook schoenen die je altijd in de berm ziet liggen. ,,Chauffeurs hebben vaak een extra paar in de auto en als die schoenen kapot zijn, worden ze zo uit de auto gegooid.” Een andere verklaring is dat veel chauffeurs in hun cabine pantoffels dragen en hun vieze buitenschoenen opbergen in een apart schoenenkistje aan de buitenkant van hun wagen. Als zo’n kastje niet goed wordt afgesloten, vallen ze eruit.

Tussen de rommel op het terrein, staat een uitgeklapte buggy. Die kan niet van een wagen zijn afgewaaid. Wat dan? Het kind kan lopen, buggy niet meer nodig? Of op een parkeerplaats kind ingeladen, maar de buggy vergeten? ,,Jij zou de buggy toch achterin leggen?” ,,Nee, schat, ik zou drinken gaan halen.”

Bouwman haalt zijn schouders op. Hij weet wel beter. Zijn vrouwelijke collega vindt het eng, een lege kinderwagen. Ze zou zich afvragen waar de inhoud was gebleven. Ze loopt ook nooit onbekommerd naar een lege schoen. Uit angst dat er nog wat in zit. Zeker na een ongeluk. Beroepsdeformatie. Werknemers van Rijkswaterstaat assisteren ook bij ongelukken. Zij hebben de regie voor de veiligheid en de doorstroming van het verkeer. Ze beheren ook de matrixborden met het rode kruis. Bouwman merkt dat auto’s soms toch op zo’n strook blijven rijden. Heel gevaarlijk. ,,Rijden ze met hoge snelheid tot aan het ongeluk,
nemen ze even een foto met hun mobiele telefoon en weg zijn ze weer.”

Zo maar wat gevonden spullen op het terrein van Rijkswaterstaat: een volledig doorgeroest wasrekje, een slee, twee kinderfietsen, een barbecue, een stofzuigerslang, een winkelwagen, een bakplaat, een draaikast voor sleutels,
twee koelkasten en een leeg rood geldkistje. Ooit kreeg Bouwman een melding van een kast bij de oprit van de snelweg. Er zaten paperassen in, maar ook een stempel voor het keuren van vlees. Bouwman achterhaalde de eigenaar die dolgelukkig was dat zijn gestolen spullen weer terecht waren. Het gekste wat Bouwman ooit vond was een kunstgebit en een lege Maxi Cosi. Een keer kregen ze een melding dat er een lichaam in de sloot lag,
maar dat bleek bij nader onderzoek een opblaaspop.

Hij rijdt op de snelweg en maakt een bocht. Er liggen lege jerrycans, blikjes en flessen in het gras. Mensen gooien graag spullen uit de auto in een bocht, weet hij. ,,Beetje afremmen, dat gooit makkelijker.” Hij ergert zich wild aan mensen die dat doen. Tegen die hufterigheid is geen boete opgewassen. Hij voedt zijn zoon op dat je geen rommel op straat gooit. Doen andere mensen dat dan niet? vraagt hij zich af. ,,En waarom ligt er dan zo veel?”

Hoogleraar gedragsbeïnvloeding en maatschappij Rick van Baaren, verbonden aan de Radboud Universiteit en onder meer gespecialiseerd in bewust en onbewust gedrag, heeft wel een idee. Het belangrijkste principe of mensen rommel maken is of er rommel ligt. De meeste mensen weten wel dat je geen rotzooi mag dumpen. ,,Ze hebben doorgaans wel een onbewuste norm dat het niet mag. Maar het menselijk brein is uitermate gevoelig voor wat anderen doen. Als er rommel ligt, is de onbewuste norm dat afval dus op de grond gegooid mag worden. Wat kan mij het schelen, ik gooi het erbij.”

Anonimiteit bevordert dit slechte gedrag, legt hij uit. ,,Mensen zouden minder over de schreef gaan als ze wisten dat ze gezien werden. Camera’s helpen dus wel. In anonimiteit en massa’s zijn wij van nature gevaarlijke beesten. Denk maar aan voetbalrellen.” Als mensen worden herinnerd aan hun normen kan dan helpen. Spiegels ophangen werkt goed, zo blijkt uit onderzoek. Als mensen zichzelf zien, gedragen ze zich beter. Toevallig rijdt Van Baaren langs een parkeerplaats op de A1. ‘Rij zwerfafvalvrij’, leest hij hardop voor van een bord langs een parkeerplaats. ,,Op zich goed dat dit aan het begin staat van de parkeerplaats, nu worden mensen herinnerd aan de norm. Maar verder onthouden mensen waarschijnlijk vooral de rijm, niet de inhoud van de boodschap. Ook omdat die in de gebiedende wijs is gesteld. Zo’n kreet roept de gedachte op ‘Ik bepaal zelf wel wat ik doe.”’

Dat blijkt inderdaad. Bij een rommelige parkeerplaats langs de A12 -’verzorgingsplaats’ in jargon – liggen bij een afvalcontainer stapels lege dozen mortel voor dakpannen. ,,Vast een monteur die na het eten en drinken zijn even zijn bus heeft geleegd en dacht: het wordt toch wel opgeruimd”, zegt Bouwman. Even verderop staat een limonadefles met een gele vloeistof op het asfalt. ‘Chauffeursappelsap’ noemt Bouwman dat. ,,Hebben ze geen zin om helemaal naar het restaurant te lopen om te plassen. Hij gruwelt: ,,Wij pakken zoiets alleen met handschoenen aan.”